Gedachten op dinsdag: liefdesverdriet

Home / Gedachten / Gedachten op dinsdag: liefdesverdriet
Gedachten op dinsdag: liefdesverdriet

Drie keer per week komt een vriend koffie bij me drinken. Hij zit dan op een kruk in de keuken, en heeft het over zijn relatiecrisis. Ik weet dan soms niet wat ik moet zeggen. Liefdesverdriet is zoals heimwee, bedacht ik laatst. Het gaat pas weg als je krijgt wat je zo mist. Als troost – voor mij, voor hem, of op zoek naar mooie woorden hierover – bezocht ik vorig weekeinde de boekpresentatie van de Wageningse schrijfster Annie van Gansewinkel: ‘Op reis met heimwee’.

Ik denk dat het boek voor kinderen bedoeld was, want een tiental volwassenen zat gehurkt op kinderstoeltjes, op de kinderafdeling in de boekhandel en luisterden naar haar verhaal. De schrijfster zat in een grote voorleesstoel en vertelde – over dat het nutteloos is om het te verdringen, maar dat er in zwelgen ook niet helpt. Dat het voelt als een ‘knoedel’ in je buik. Dat er ‘hondenheimwee’ bestaat, naar mensen en ‘kattenheimwee’, naar plaatsen. Mijn gedachten dwaalden af – en landden kort op Nijhoff, zoals zo vaak. De dichter was steeds rusteloos, woonde nu eens in Zeeuws-Vlaanderen, dan weer in Den Haag, dan weer in Parijs. Hij had niet echt een thuis en op z’n zachtst gezegd een nogal complex liefdesleven – misschien wel zoals die vriend van mij.

Scheidingen
Los van Nijhoff hield het algemene punt me bezig: zou het in de liefde net zo werken? Zou er dan ook honden-liefdesverdriet bestaan: het missen van een geliefd persoon – en katten-liefdesverdriet: het verlangen naar de dingen die jullie altijd deden, zijn of haar spullen, de wereld die deze persoon met zich meebracht – de vrienden over de vloer, de avonden uit ? Wat zou je missen? Kun je liefdesverdriet hebben al voor een breuk zich voordoet? Of misschien wel zonder dat zich ooit een breuk voordoet – om wat de liefde had kunnen zijn maar niet werd, een zeur van onvervuld verlangen?
Er is een scheidingsgolf in mijn omgeving. Er zijn ongeveer 50 echtscheidingen per jaar in mijn stad en ik geloof dat elk van deze drama’s zich nu afspeelt in mijn vriendenkring en rond het schoolplein van mijn kinderen. Mijn vriend, op die kruk in de keuken, is dus niet de enige. We hebben die beruchte leeftijd, rond de 40. En ik vraag me zelfs wel eens af wat ik zou missen zonder mijn belangrijke ander? Ben ik een hond of een kat in de liefde?
Elf dagen geleden in De Gelderlander: een man stond de krant te woord over hoe verstrooid hij was na zijn relatiebreuk. Hij had 700 euro in de pinautomaat van de SNS-bank laten liggen, in de Wageningse Hoogstraat. Liefdesverdriet. Het is wreed.

Advies
Nog steeds: een vriend in relatiecrisis drinkt drie keer per week koffie met me, en ik weet niet wat ik moet zeggen. Het lijkt chronisch, want ook met de kerst was hij bij ons, vorig jaar.
Het schijnt dat mensen in dit soort gevallen twee soorten advies bieden. De eerste optie is om de partner zwart te maken: ‘ze is je niet waard, jullie pasten toch niet bij elkaar’. De tweede optie, is om de kansen van de hervonden vrijheid te benadrukken: ‘je kunt je op jezelf, of je werk richten’; of: ‘nu kun je naar de kroeg!’
Beide strategieën zijn vruchteloos omdat ze het gevoel van uitzichtloosheid niet serieus nemen. Zelfs psychologen lijken het er over eens te zijn: uiteindelijk is de enige remedie het loslaten van het oude en vinden van nieuwe liefde, zodat het beleefde gebrek weer
wordt aangevuld. Maar is dat zo?
Als liefdesverdriet is zoals heimwee, waarom leven er dan zo veel mensen in de constante weemoed, in een bewust niet-loslaten, het bitterzoete verlangen naar een andere plek? Van Gansewinkel verlangt naar Limburg, en zoals ze zegt ‘altijd naar de zee’. Het is een terugkerend thema in haar werk. ‘Met heimwee valt best te leven,’ zegt ze dan ook. Moet ik dat tegen hem zeggen: ‘het is ok’?
Zou liefdesverdriet niet net zo zijn? Zoals na het sterven van een geliefde, dat het nooit over hoeft te gaan, en dat iedereen die vraagt: ‘is het nu nog niet voorbij?’ je eigenlijk steekt, omdat diegene je gevoelens niet serieus neemt. Het voelt ongemakkelijk, niet thuis, ‘Unheimlich‘.

Fernweh
Van Gansewinkel noemde een prachtig woord, in die boekhandel. Fernweh: niet het verlangen naar thuis, maar naar elders. Je kunt dus wonen in Wageningen, zoals Annie doet, maar verlangen naar elders, en accepteren dat dat hoort bij de weemoed van het leven.
Die ander koos niet voor jou en de leegte die dat achterlaat, die blijft. Er zijn nu eenmaal altijd levens niet geleid, plekken niet bezocht. Een mens kan ten slotte maar één thuis hebben. Hadden die 50 mensen per jaar dat maar begrepen. Dan waren ze misschien nog bij elkaar.

De 700 euro’s werden trouwens teruggevonden. Er meldde zich bij het kantoor aan de Hoogstraat een eerlijke vinder. De man was blij, maar gematigd: ‘die 700 euro… al had ik miljoenen op de bank staan. Ik zou alles geven als ze me terug zou nemen.’