COLUMN – Een raam, feitelijk een gat in de lucht omhooggehouden door bakstenen, kan van alles zijn. Dat weet ik inmiddels. Bij een raam kun je weemoedig staren; stiekem een jointje roken; zwaaien naar een onbereikbare liefde; of wachten tot je zestienjarige dochter thuiskomt. Ik verkocht vorige week ons huis. Het raam erbij. Het heeft even geduurd, maar zij kon het toch. Ik heb geen vast contract.
‘Dit is mijn huis. Mijn huis heeft een dak. En een raam. En een schoorsteen.’ Dit is de tekst uit het kartonnen boekje, dat ik ooit voorlas aan mijn oudste dochter in een kamertje tussen die stenen. Haar eerste boek, mijn eerste voorlezen voor het slapen gaan, geschreven en geïllustreerd door Liesbet Slegers (bekend van de bestseller Karel en zijn potje). Daar, in dat te verkopen huis, herontdekte ik de vreugde van samen lezen.
De lokale bibliotheek zet zich al jaren in voor leesbevordering, zodat de Wageningse kinderen een boek pakken in plaats van tablets en telefoons. Mijn kind leest inmiddels zelfstandig, dus ik denk dat ik dat goed gedaan heb. Ze kent ook alle onderdelen van een huis, iets dat bij een studie bouwkunde vast van pas kan komen. Nuttig, want inmiddels gaat ze bijna studeren. Een paar jaar geleden vond ik opnieuw een boek door Slegers: Het is maar een scheiding, waarin ze een pijnlijke scheiding beschrijft – over wie dat huis, met dat dak en dat raam en die schoorsteen dan kreeg. Pas toen ik het uit had, zag ik mijn verwarring: het was niet door Liesbet, maar door ‘Marlies’ Slegers. En deze week, vlak voor de overdracht van dat huis waarin ons huwelijk en de bijhorende tragedie zich voltrok, zat ik voor een laatste keer bij het raam, DAT raam, dat nog heel even mijn eigen raam kon zijn. Te wachten tot mijn dochter de weg naar huis weer zou vinden.
Ik appte: Eva, kom je?
Zij terug: Ik app wel als ik kom.
Je hoeft niet wakker te blijven.
(gepubliceerd in de Gelderlander, juni 2022)