“Aan het werk… niet aan het werk?”
De beperkte woordenschat van mijn vriend, de loempiaman, stelde me regelmatig voor onverwachtse keuzes. (Want hoe noem je het als je een netwerkbaan hebt en op je vrije dag koffie drinkt met een werkrelatie?) Hij zag de afgelopen jaren alles, vanuit zijn witte karretje en had de gewoonte in het voorbijgaan al roepend naar me te informeren – en niet alleen op werkgebied.
“Op vakantie met nieuwe vrouw… of oude vrouw?”
(Tsja. Wanneer wordt iets oud, hoelang blijft iets nieuw? Of ging het om de leeftijd van de bewuste dame?)
Hoe groter de gaten in zijn vocabulaire, hoe uitvoeriger ik er over zou kunnen bespiegelen.
Pas later bedacht ik dat dit een zeer literair fenomeen is, in de literatuurwetenschap door Wolfgang Iser benoemd als ‘lege plek’ (1972). Of hij het bewust toepaste weet ik niet.
De literaire grootsheid van de loempiaman werd me pas echt duidelijk toen hij me opbiechtte dat hij op de achterkant van zijn kladblokje voor bestellingen al enige jaren gedichten schreef. Er was in de zomer vaak een klassieke auto die op het pleintje voor zijn kar parkeerde, en lokale dichters traden daar dan op. Bij een van die optredens vertrouwde hij het me toe: dat hij schreef over de liefde, over heimwee en onvervulde verlangens die zijn ‘als bloemen op het water’.
Afgelopen zaterdag was het zover: loempiaman, meneer Le, klom in de laadbak van de Dodge en droeg in het Vietnamees zijn poëzie voor – op zangerige toon en met een uitstraling die menigeen verbaasde. De oud-stadsdichter Laurens had het werk vertaald en inderdaad: de literaire grootsheid bleek. Daarna ging hij weer bescheiden terug naar zijn kar.
Ik liep op hem af, en merkte een vertrouwdheid tussen ons die ik in al die jaren niet gevoeld had. Ik raakte zijn hand aan en kon alleen maar zeggen: ‘Wow…’
En daarna: ‘Mag ik misschien een loempia, met saus graag.’
Hij moest er hard om lachen.
Voor deze ene keer hoefde ik niet te betalen. Poëzie verbroedert.